Wetsvoorstel (11-03-2024) tot wijziging van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal, de Wet op de orgaandonatie en enkele andere wetten in verband met ontwikkelingen in de lichaamsmateriaaldonatiepraktijk (Wet actualisering lichaamsmateriaalwetgeving)

—Dit wetsvoorstel behelst een algehele herziening van de lichaamsmateriaalwetgeving, met het doel om verschillende ontwikkelingen en verbeterpunten te verwerken en de wetgeving beter op de praktijk te laten aansluiten. Sinds de inwerkingtreding van de lichaamsmateriaalwetgeving is de praktijk van lichaamsmateriaaldonatie aanzienlijk veranderd. Innovaties en, mede daardoor, groei aan toepassingsmogelijkheden van lichaamsmateriaal zorgen voor een Europa-brede toename aan commerciële activiteiten in de lichaamsmateriaalsector. Dit draagt bij aan het aanbod aan behandelingen met lichaamsmateriaal voor patiënten, maar zorgt ook voor frictie met het karakter van de lichaamsmateriaalwetgeving, van oudsher not-for-profit.

De lichaamsmateriaalwetgeving wordt op sommige punten niet juist geïnterpreteerd en toegepast, bevat enkele onduidelijkheden en sluit ook niet altijd goed aan op de huidige praktijk. Ook wordt ernaar gestreefd om de centrale rol van de onafhankelijke uitnameorganisatie, die alle postmortaal weefsel uitneemt, beter te verankeren in de wetgeving. Het voorstel regelt daarnaast enkele andere onderwerpen, zoals een meldpunt orgaanhandel en een strafbaarstelling voor het gebruik van illegaal verkregen organen.

De Afdeling zet uiteen dat niet overtuigend is gemotiveerd dat bij het voorgenomen meldpunt orgaanhandel de verwerking van persoonsgegevens, waaronder gevoelige medische informatie, noodzakelijk is. De memorie van toelichting is verduidelijkt op dit punt: vertegenwoordigers van de meldpunten hebben selectief toegang tot de data en binnen de centrale instantie zijn enkel beheerders/dataverwerkers geautoriseerd om de gehele dataset in te zien. Daarnaast adviseerde de Afdeling de strafbaarstelling uit het wetsvoorstel te halen nu het onduidelijk is hoe deze zich verhoudt tot de reeds bestaande straf- en tuchtrechtmogelijkheden, de voorgenomen modernisering van het delict mensenhandel en de ratificatie van het Verdrag tegen de handel in menselijke organen. De regering heeft daarop erkent dat een strafbaarstelling op dit punt een complexe aangelegenheid is, die een zorgvuldige afweging en formulering vereist, mede in verband met de verhouding van een dergelijke strafbaarstelling tot de reeds bestaande straf- en tuchtrechtmogelijkheden. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling is de strafbaarstelling dan ook uit het wetsvoorstel gehaald. De door de Afdeling gevraagde afwegingen zullen worden betrokken bij een eventuele strafbaarstelling ten gevolge van de mogelijke ratificatie van het Verdrag van de Raad van Europa, waarbij de door de Afdeling genoemde punten ten aanzien van de procedure van totstandkoming, de formulering van de delictsomschrijving, de proportionaliteit van de strafmaat en de plaats van de strafbepaling nader zullen worden bezien.

Kamerstukken